Cor in Japan

Avontuur in de oriënt

Cor Jaring | De Japan Reis

Wat een heksenketel, dat Tokio. Ik wist niet waar ik terechtgekomen was. Ik schrok mij gek. Miljoenen kleine scheefogies draven er door elkaar, van diep onder de grond in metro’s tot hoog boven de grond, in hoge gebouwen op heuvels en monorails. Met een taxi, die een argeloze westerling dicht bij een hartverlamming brengt, scheurde ik, dwars door alle drukte, van het vliegveld naar mijn hotel. Ik was blij dat ik ongeschonden met bagage en al de lobby inrolde. Ik heb kamer 52 op de tweede verdieping. Een mooie ruime kamer, met openslaande ramen, die op een klein steegje uitzicht geven. Ik pak mijn koffer uit, hang mijn kleren in de kast, orden mijn fotorommel, knap me wat op en ga op bed zitten. Daar zit ik dan. In het Land van de Rijzende Zon!

Buiten raast het verkeer. Alle Japanners zijn aan het werk, in een moordend tempo. Opeens voel ik me heel klein worden, verschrompelen tot een mier. Een miezerige mier midden in een waanzinnige mierenhoop, waarin ik de weg niet ken. Wat moet ik hier beginnen? Wat heb ik mij op de hals gehaald? Jézus, wat moet ik in vredesnaam doen?

Ben (van Meerendonk, red.) heeft mij een waslijst van onderwerpen voor reportages meegegeven. Foto’s van de keizerlijke familie, van de kinderen van de keizerlijke familie, de tuinen van de keizerlijke familie, het uitgaansleven, de mode enzovoort. Maar ik zie het allemaal niet zo. Ik ben geen goeie organisator, die waar ook ter wereld de telefoon pakt en de juiste mensen weet te strikken. Ik kan alleen goed werken als er iets gebeurt, als ik voor mijn onderwerp sta. Ik voel mij niks lekker. Het liefst zou ik direct weer terugvliegen. Maar dat kan niet: er zit veel te veel geld in mijn reis. Ik koop wat slaaptabletten en ga naar bed. Het is een uur of twaalf inmiddels.

Zo’n verlegen lachende Japanse vrouw is zoiets fantastisch voor een westerse man, hij is op slag weg van haar. Dat is iets voor ons alsof je Eva in het Paradijs aanschouwt, die zegt: “Adam heeft het niet goed gedaan, doe jij het maar een keer over, alles wat je maar wilt.” Het mooiste wat je kan gebeuren, zie je helemaal weerspiegeld in de lach van een Japans meisje. Ik zit haar als een boerenwesterling met open mond aan te gapen. Het meisje slaat haar ogen neer. Een spelletje? Als ze weer opkijkt naar me heb ik mijn tegenwoordigheid van geest weer terug en vraag ik of ze iets van me wil drinken. Nou, dat wil ze graag. Ik nodig haar aan ons tafeltje uit. En verdomd, ze komt langzaam en elegant op me af en gaat naast mij zitten. Een cola drinkt ze. Weer lachen we naar elkaar. Voorzichtig leg ik mijn hand op de hare, onder het tafeltje; ze trekt niet terug! Jezus, denk ik, dat zit snor. Dat heeft Cornelissie mooi versierd.

De Fin fluistert wat met een Japanner, die ook bij ons zit. Plotseling wenkt hij me. “Cor, listen”, zegt hij zacht, “do you know that girl is not a girl, I mean she is a man!” Ik zeg: “Zal je me nou belazerd zijn, ik steek er allebei mijn handen voor in het vuur dat dat meisje géén boy is.” “Oké”, zegt die Fin. “All right, ik vertelde je alleen maar wat die Japanner me zei. En ik weet dat er hier veel homo’s komen hoereren.”

Ik ga weer zitten naast mijn schone. Nee, dat kan onmogelijk een jongen zijn. Zulk mooi, zacht, lang haar, zulke mooie ogen, zulke mooie borsten en zulke mooie benen. Toch is mijn blik op haar veranderd, merk ik. Mijn Japanse Wereldwondertje is toch dubieus geworden. Ik kan de twijfel niet kwijt. Wat doe ik nou, denk ik. Er is maar één oplossing: ik kan het te weten komen door regelrecht mijn hand in haar kruis te stoppen. Maar ja, als Sophisticated Photographer kan je dat alleen doen als je bezopen bent, en ik ben zo nuchter als een pasgeboren kalf. Ik kom er niet uit.

Tot ik die Fin met zijn vingers langs zijn adamsappel zie strijken. Ik kijk opzij naar mijn eerste Oriëntaalse Verovering en ja hoor: zij/hij heeft een forse mannelijke adamsappel. Ik had een verklede man versierd! Ik vond het niet eens vies, zo groot was mijn verbazing hierover. Dat zoiets kon bestaan, dat mannen vrouwen kunnen lijken. Dat ik, als erkend vrouwenexpert, erin geluisd was.

Als Fred en ik ’s avonds mijn hotel uitgaan om ergens een Kabuki-theater te bezoeken, staat er een grote zwarte auto voor de ingang. Wij doen alsof we niks in de gaten hebben en lopen rustig door. Achter ons horen we de deur van de wagen open en dicht gaan. In een zakspiegeltje zie ik dat de twee onderwereldflikkers ons op korte afstand volgen. Handig van ze die auto achter te laten, want nu kunnen ze ons volgen in de nauwe steegjes. “Wat moeten we nou?”, vraag ik aan Fred, “die pakken ons, dat zit er dik in.”

We kijken elkaar aan en komen tot dezelfde conclusie. “Er is maar één oplossing”, zegt Fred. “Zodra we de kans krijgen, schoppen we ze helemaal in elkaar.”

We lopen zeker een kwartier met die lui achter ons aan. Op een gegeven moment, in een van de smalle straatjes achter het Shinbashi Station, zeg ik: “Kom op Fred, nou moet het gedonder afgelopen zijn.”

Ik draai me om en pak een van die lui bij zijn jasje. “Wat moet je godverdomme van me”, zeg ik op zijn Hollands, “rot potverju achter me reet vandaan!” Dan maakt hij een beweging, die verdacht veel lijkt op de inleiding tot een klap. Of dat nu zo is of niet, ik neem het zekere voor het onzekere en geef hem een dreun op zijn nek. Die ander geef ik direct daarop een verschrikkelijke trap in zijn kruis. Met een diepe zucht zijgt hij ineen. De eerste, die weer opgekrabbeld was, pak ik bij zijn lange zwarte Japanse haren en klap hem in één beweging met een enorme snelheid met zijn smoel tegen mijn omhoogschietende knie. BBbaaaaanngg! Die kan voorlopig geen pap meer zeggen. “Kom mee”, roept Fred, “weg hiervandaan.” Ik geef ze nog een paar trappen na en loop met Fred weg.

Dat soort dingen doe ik op mijn zenuwen. Normaal ben ik niet al te sterk, maar als ik de nervositeit opkrop, ben ik razendsnel, sterk en wreed als een stier. Fred was helemaal verbaasd. Voordat hij zijn karatehandje had kunnen laten gelden, was alles al achter de rug, waren de vijanden geveld.

Toch werd de toestand link nu, de grond in Tokio werd me te heet onder de voeten. Ik sliep bij Fred, durfde mij nergens meer alleen op straat te vertonen. Met het uur groeide mijn angst voor de Wraak van de Jappen. Ik wist dat die niet mals zou zijn. Zoveel had ik wel geleerd van de Japanner, dat je hem niet in een boze bui moet treffen en zeker zijn trots niet moet krenken. Het kon niet anders, ik moest weg.

Uit: 'Je bent wie je bent' 



Foto: Tokio

Deel

Geïnteresseerd in een foto? Stuur een bericht!

Populair

Cor Jaring | 50 Jaar

4 november 2009

Cor Jaring | 50 Jaar

4 november 2009

Krantenartikelen

1960 - 2013

Cor 23 jaar docent

1971 - 1994

Populair

CORJARINGCOR JARINGAMSTERDAMPROVOHILTONJOHN LENNONGuggenheim museum

Categorieën

Verhalen

Wat een heksenketel, dat Tokio. Ik wist niet waar ik terechtgekomen was. Ik schrok mij gek. Miljoenen kleine scheefogies draven er door elkaar, van diep onder de grond in metro’s tot hoog boven de grond, in hoge gebouwen op heuvels en monorails. Met een taxi, die een argeloze westerling dicht bij een hartverlamming brengt, scheurde ik, dwars door alle drukte, van het vliegveld naar mijn hotel. Ik was blij dat ik ongeschonden met bagage en al de lobby inrolde. Ik heb kamer 52 op de tweede verdieping. Een mooie ruime kamer, met openslaande ramen, die op een klein steegje uitzicht geven. Ik pak mijn koffer uit, hang mijn kleren in de kast, orden mijn fotorommel, knap me wat op en ga op bed zitten. Daar zit ik dan. In het Land van de Rijzende Zon!

>> Lees verder
De gelauwerde fotograaf Willem Diepraam (71) kreeg aan het einde van de jaren tachtig met zijn collega Cor Jaring te maken. “Hij belde mij op een dag, dat deden wel meer collega’s”, zegt Diepraam, die destijds ook als fotoverzamelaar bekendheid genoot. “Of ik misschien wist hoe hij de eventuele verkoop van zijn werk aan moest pakken.”

>> Lees verder
Eenmaal bekend als fotograaf kwam Jaring weinig meer thuis. Echtgenote Willy Zoutberg-Jaring stond er alleen voor. Ze deed het huishouden, voedde Ellis (1958) en Jeroen (1965) op en werkte, onder meer in de restauratie van de Jaap Edenbaan, om de huur te kunnen betalen. Jaring bracht de dag door in verschillende Amsterdamse kroegen. Na sluitingstijd nam hij zijn toogvrienden mee naar zijn atelier in de Dapperbuurt, waar ze doordronken tot alle flessen leeg waren. Dan stapte hij in zijn auto en reed naar huis. Zo’n thuiskomst verliep tumultueus. “Hij maakte veel kabaal en was enorm liederlijk”, zegt Willy. Hevige ruzies ontstonden, regelmatig vlogen de echtelieden elkaar in de haren.

>> Lees verder
Over deze website

Deze website, corjaring.nl, is een initiatief van de familie Jaring, bedoeld om het levenswerk van Cor voor toekomstige generaties te borgen. De website is in tegenstelling tot de vele boeken die er al zijn verschenen dynamisch van aard. Door het roerige leven van Cor Jaring duiken er naast boeiende foto’s ook telkens mooie verhalen en anekdotes op die we zullen optekenen op deze website.

YMY Re-Lated | Let's Go 360 © 2023| All Rights Reserved

Made withby Marcel Pelgrim