Brieven

Vrij Nederland

De haven ruikt niet meer naar vroeger

Havenarbeider werd fotograaf | Door Sander Donkers
Terwijl onder de rook van Ruigoord de nieuwe Afrikahaven verrijst, is de oude Amsterdamse haven weinig meer dan een herinnering. Fotograaf Cor Jaring is er 'praktisch geboren' en maakte er talloze foto's. Vrij Nederland maakte een selectie uit Jarings foto's uit de jaren vijftig en zestig, toen 'breeuwer' en 'reepsgast' nog beroepen waren, vuile handen nog bestonden en alles rood was wat de klok sloeg.

Informatie
Familieband: Geen
Plaats: Amsterdam
Brief: Interview met Cor
Datum : 11 september  1999
Tags: Sander Donkers, Cor Jaring

'Frans, jongen, ik heb het weer. We zijn een paar vieuxtjes op schot, en dan moét ik de aandacht. Dus luister. En huiver.' Het is maandagochtend tien uur, en fotograaf Cor Jaring zit aan de stamtafel van koffiehuis De Vlamingh (motto: 'Werkman of bankier, iedereen schenkt men hier') met een aandachtig gehoor. Behalve Frans dan, die heeft zo zijn eigen verhaal. Over de haven zou het gaan, waar Jaring ruim twaalf jaar werkte en duizenden foto's maakte. Maar je moet het ruim zien, zo'n gespreksonderwerp. En dus laveert de vermaarde verteller moeiteloos van Blonde Nel en Haring Arie naar een Chinees met de naam Pingpong, van de 'pikkendokter' naar trammelant met de Japanse maffia, van zijn vrouw Willy ('Kuiltjes in der wangen. Mooier as de hangende tuinen van Babylon') naar de smaak van mensenvlees ('net rosbief'). Onder regie van de vieux worden de verhalen wilder, de oorden exotischer. Want: 'Aan leugenaars heb ik een pleurishekel, maar fantasten zijn mijn beste vrienden.

Een paar dagen later, tijdens een tocht langs de restanten van de Amsterdamse haven, stokt de spraakwaterval enigszins. Jaring is er 'praktisch geboren', nu voelt hij zich er als 'een Papoea die straight uit de bush in ene op Fifth Avenue is neergeplant'. Hij banjert langs de gebouwen waarop nog het logo van de Nederlandsche Dok- en Scheepvaart Maatschappij prijkt, over het schuin aflopende dok waar ooit de nieuwgebouwde schepen te water werden gelaten. Uit een aanpalende loods drijft nog het geluid van haaks slijpen, verder is het doods. Het ruikt ook niet meer als vroeger, zegt Jaring spijtig, in een tongval die geen twijfel laat over zijn Amsterdamse herkomst

'Met mijn ogen dicht voel ik me hier thuis. Doe ik ze open, ben ik in de war. Er is zo weinig van over. Snap ik wel, hoor: progress moet er zijn. Maar ik ben nogal een sentimentele. Ik kan nog geen ouwe deurmat weggooien zonder te denken: goh, zonde, zo vaak overheen gelopen. Dus ik vind het jammer. Der ligt me een hoop bloed, zweet en tranen hiero. Die hele Gouwe Bocht, al die grachtenpanden, allemaal bij mekaar getoverd door de handen van de havenarbeiders. Moet je nou kijken op het Java-eiland: vol met yuppenhuizen.

Cor Jaring (1936) staat bekend als dé fotograaf van het Amsterdam van de jaren zestig: het magies centrum, de provo-beweging. Zijn foto's van de rookbommen tijdens het huwelijk van Beatrix en Claus van Amsberg gingen de hele wereld over. Het was het gevolg van een opeenstapeling van toevalligheden. De kleine Jaring, die opgroeide op Wittenburg, met uitzicht op wat ooit de oude haven was, had oorspronkelijk heel andere plannen. Kunstenaar wilde hij worden - of preciezer: Rembrandt, 'want je moet meteen hoog inzetten in het leven' - en zeeman. 'Het avontuur; als klein apie dacht ik nergens anders aan. Want het gebeurt nooit hier, hè. Altijd daaro, over de keerkring, daar waar de zon ondergaat. Ken je dat? Zeemannen, die stonken naar ver weg, dat vond ik mooi. Maar ik had twee makkes tegen. Als ik met me omes op het IJ zat te vissen, werd ik al zeeziek, ging ik met me fiets naar Diemen, dan kreeg ik heimwee. Dus werd het de haven. Al die nationaliteiten en vreemde geuren. De eerste generatie gastarbeiders - Italianen, Joegoslaven, Spanjaarden - kwamen er vaak te werken. Dus de haven, dat was ook avontuur, dat was reizen zonder weg te hoeven

Het lag ook voor de hand. Mijn hele familie werkte er al honderd jaar. Mijn vader ook, tot hij werd afgekeurd. Hij was aan één oog blind en het andere scheel. Toen begon ie een winkeltje: Schele Willem koopt alles. Echt alles, hè: van een speld tot een vliegtuig. Maar hij zat meer in het café, want met dat ene schele oog kon ie nog goed biljarten ook. Afijn, iedereen kon hem. Mijn moeder was dood, en ik groeide een beetje op voor galg en rad. Eén ding wist ik zeker: die armoe wil ik niet. Want ik had jarenlang met mijn neefies onder tafel gezeten, en niets anders gehoord dan: ontevreden arbeiders zus en zo, stakingen, we pikken het niet

Toen ik een jaar of veertien was, ben ik in de haven begonnen. Geen opleiding natuurlijk, maar mijn omes maakten me al snel wegwijs. Trouwens, om een dekschuit af te bikken, hoef je geen vak te kennen.

Na een paar jaar van hand- en spandiensten als bootwerker ging hij in het classificeerbedrijf. 'Een soort uitzendbureau. 's Ochtends kreeg je van de walbaas te horen wat er die dag van je verwacht werd. Jij naar de ADM, jij de KNSM, jij hiero het ruim in. "Harren" was de officiële naam, wij noemden het "deuren". De lading lag nog los in die tijd, niet zoals nu in containers of op palets. Als het schip olie had vervoerd en het moest schoon vanbinnen, nou, dan was je goed zuur. Op je knieën met een lampie kroop je dan door de dubbele bodem. Met een zak zaagsel moest je de restjes afdotten. Na afloop zag je zwart van de olie.

Op zijn achttiende haalde de militaire politie hem van boord. Jaring moest in dienst. Daar bezorgde zijn verregaande tegendraadsheid (Kolonel: 'Wat heb je gedaan in je leven?' Jaring: 'Hoeren gerund voor Rooie Frits.' Kolonel: 'Ga je weleens naar de kerk?' Jaring: 'Alleen om wat te jatten.') hem een 'luizenbaantje' in een donkere kamer. 'Het was de tijd van Ed van der Elsken. Onscherp, heel zwart-wit afdrukken en een grove korrel, dan was het artistiek. Ik was net begonnen met fotograferen, en het stelde niet veel voor. Maar in die donkere kamer lagen enorme rollen papier, en als ik die kutnegatiefies van mij maar groot genoeg en heel donker afdrukte, leek het vanzelf wat. Dat is mijn mazzel geweest.'

Eenmaal terug in de haven, eind jaren vijftig, hing Jaring steevast een camera over zijn schouders. 'Via een bootsman waar ik heel goed mee was, kwam ik bij de bedrijfsveiligheid. Brandwacht. Een heel mooi joppie. Je hebt de scheepsbouw, de kouwe haven, en aan de andere kant de reparatie en het laden en lossen. Dat is de warme haven, want daar zit de bemanning nog aan boord. Kon je nog eens een eitje bakken. Als brandwacht zat ik alleen daar, en knipte ik lekker om me heen. Er waren wel foto's van de haven, maar alleen van die gladde platen - mooie hijskraan bij zonsondergang, weetjewel. Ik wou die koppen, want zoals een kantoorpiepeltje vanzelf op een pennenlikker gaat lijken, zo gingen deze koppen naar de haven staan. Een vreemde kon ze niet maken, die werd meteen met koffiebonen bekogeld. Want tjsa, een plaatje vult geen gaatje, en op de foto ging je alleen in je zondagse pak. Maar ik was Corretje van Schele Willem, die liep er gewoon tussen. Geen enkel punt

Er werd gevloekt dat het een lieve lust was, en God, als je toch de schoppen moet krijgen die ik gehad heb. Maar ik vond het een moordleven. Zwaar natuurlijk, en ongezond ook. Een ruimenspuiter kreeg siliconenlongen van het zandstralen. Bij een hakker, met zijn hamer van vijfendertig kilo, werd in een paar jaar zijn hele ribbenkast uit zijn verband gerateld. En doorwerken, hè.' Tot diep in de jaren zestig, toen zijn naam al gemaakt was, en hij de happenings rond het Lieverdje en andere provo-activiteiten fotografeerde, ging hij aan het eind van de middag naar de haven om zijn nachtdienst te draaien. 'Ik heb het allemaal zien veranderen. Het losse goed verdween, alles werd computergestuurd. Ontslagen, natuurlijk. Hoop onrust, stakingen. Want alles was rood wat de klok sloeg. Als iemand al De Telegraaf las, zat ie in de kantine niet bij jou aan tafel. Dat is allemaal weg nu, vuile handen bestaan niet meer.

Niet veel later begon hij - in de geest van zijn lijfspreuk, 'waar een wig is, is een wam' - alsnog de wereld te bereizen. De havens heeft hij sinds de sluiting niet meer gezien. 'Ik word hier helemaal nerveus en trillerig,' zegt hij, met een blik op de oude NDSM-kantine. 'Het waren toch mijn mensen. Verraden is een groot woord, ik heb gewoon een ander metier gekozen. Maar soms, vooral nou ik hier zo loop, voelt het alsof ik ze in de steek heb gelaten. Indertijd had ik het niet door, maar het is wel gek: het enigste wat er van die ouwe haven rest, zijn die paar foto's van mijn.'

Over deze website

Deze website, corjaring.nl, is een initiatief van de familie Jaring, bedoeld om het levenswerk van Cor voor toekomstige generaties te borgen. De website is in tegenstelling tot de vele boeken die er al zijn verschenen dynamisch van aard. Door het roerige leven van Cor Jaring duiken er naast boeiende foto’s ook telkens mooie verhalen en anekdotes op die we zullen optekenen op deze website.

YMY Re-Lated | Let's Go 360 © 2023| All Rights Reserved

Made withby Marcel Pelgrim